-
1 afspraak
1 appointment 〈met arts enz.〉; engagement 〈 bijvoorbeeld voor zaken of sociaal〉; 〈 overeenkomst〉 agreement♦voorbeelden:een afspraak maken/hebben bij de tandarts • make/have an appointment with the dentisteen afspraak nakomen, zich aan een afspraak houden • 〈 met iemand〉 keep an appointment; 〈 overeenkomst〉 stick to an agreementspreekuur volgens afspraak • consultation by appointment -
2 een afspraak maken
een afspraak makenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een afspraak maken
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Английский